Alpha
Alfa is de outperformance die behaald wordt bovenop wat verwacht zou mogen worden volgens een bepaald beleggingsmodel of ten opzichte van een referentiekader. Een positieve alfa geeft aan dat een fonds het beter heeft gedaan dan wat op basis van de gegeven beta verwacht mocht worden. Evenzo geeft een negatieve alfa aan dat een fonds een underperformance heeft opgetekend, gegeven de verwachtingen die horen bij de beta van het fonds in kwestie. De alpha wordt berekend via een regressie-analyse van de maandelijkse returns van een fonds tegenover de maandelijkse returns van een index: de alpha is gelijk aan de waarde op de Y-as als de waarde op de X-as gelijk is aan nul.
Asset Test (%)
Test die bepaalt of meer dan 10% van het vermogen van een fonds (of een compartiment) rechtstreeks of onrechtstreeks is belegd in schuldvorderingen zoals gedefinieerd in artikel 19bis WIB92. Indien dit het geval is, is een bevrijdende roerende voorheffing van 30% verschuldigd op de inkomsten die voortkomen uit deze schuldvorderingen bij de inkoop of de overdracht onder bezwarende titel van de deelbewijzen van het fonds of in geval van gehele of gedeeltelijke verdeling van het eigen vermogen van het fonds of van het betrokken compartiment.
Asset allocation
Asset allocatie bestaat in het oordeelkundig spreiden van de activa van een portefeuille of een fonds over verschillende activaklassen of beleggingscategorieën: aandelen, obligaties, liquiditeiten, vastgoed en andere activaklassen. De spreiding kan ingevuld worden met of zonder wisselkoersrisico.
Beleggingsfonds
Beleggingsfonds afgekort fonds kan betrekking hebben op Instellingen voor Collectieve Belegging opgericht onder de vorm van een vennootschap (bevek) of van een gemeenschappelijk beleggingsfonds evenals een compartiment van een bevek.
Beleggingspolitiek van het compartiment
De beleggingspolitiek van het compartiment op de website en de fondsenfiches geeft een beknopte samenvatting van de beleggingspolitiek zoals beschreven in de prospectus en de KIID.
Beta
De beta is een maatstaf voor de gevoeligheid van een fonds voor bewegingen van een onderliggende financiële (deel) markt of index en is ook een risicomaatstaf. Een beta van 1.10 betekent dat een fonds het gemiddeld 10% beter doet dan de index als de markt opwaarts beweegt, en gemiddeld 10% slechter scoort als de markt daalt. Veronderstelling hierbij is dat alle andere factoren gelijk blijven. Als de beta van een fonds 0.85 is, betekent dit dat een fonds tijdens een marktstijging 85% van de stijging van de markt incorporeert of anders gesteld het gemiddeld 15% minder goed doet dan de index, en gemiddeld 15% beter scoort dan het marktgemiddelde in dalende markten. De beta wordt berekend via een regressie-analyse van het fonds tegenover een index: de beta stemt overeen met de hellingsgraad van de curve.
Beta-adjusted duration
De duration (zie ook verder) is een indicator van de rentegevoeligheid van een obligatie of obligatieportefeuille. Voor inflatiegebonden obligaties kan men zowel een duration berekenen als een beta adjusted duration. De duration is een indicator van de gevoeligheid van een inflatiegebonden obligatie tegenover schommelingen van de reële rente. De beta adjusted duration geeft aan in welke mate een inflatiegebonden obligatie gevoelig is voor schommelingen van de nominale rente.
Break-even niveau
Het break-even niveau is een specifieke term voor inflatiegebonden obligaties of compartimenten die beleggen in inflatiegebonden obligaties. Het break-even niveau van een inflatiegebonden obligatie stemt overeen met het verschil in rendement van die inflatiegebonden obligatie met een nominale obligatie uitgegeven door hetzelfde land en met dezelfde looptijd. Het break-even niveau is een indicator voor de marktverwachtingen inzake inflatie.
Correlatie
De correlatie wordt weergegeven aan de hand van de correlatiecoëfficiënt die de sterkte van de relatie meet tussen de returns van een fonds en de returns van een index. De correlatiecoëfficiënt stemt overeen met een getal tussen +1 (perfecte correlatie tussen de returns van het fonds en de index) en -1 (perfecte negatieve correlatie tussen de returns van het fonds en de index).
Cut-off time
Tijdstip waarvoor men een aanvraag tot inschrijving in of terugbetaling van een ICB moet doorgeven opdat de inschrijving of terugbetaling uitgevoerd wordt tegen de eerstvolgende inventariswaarde.
Cyclische consumptie
Goederen en diensten waarvan het verbruik beïnvloed wordt door de economisch conjunctuur. Het verbruik ligt hoger bij een sterke economische groei. Voorbeelden zijn auto’s of toerisme.
Distributieaandelen
Distributieaandelen keren een deel of de totaliteit van hun eventuele inkomsten (o.a. dividenden, intresten en meerwaarden) uit in de vorm van een dividend.
Downside deviatie
De downside deviatie stemt overeen met de geannualiseerde standaardafwijking van de maandelijkse returns onder een bepaald niveau. Op de website en onze fondsenfiches gebruiken we de risicovrije rente bij de berekening van de downside deviatie. De downside deviatie houdt met andere woorden geen rekening van de volatiliteit van het fonds in opwaartse markten vanuit de redenering dat een belegger meer gevoelig is voor de volatiliteit van zijn belegging in een neerwaartse markt.
Duration
De duration wordt uitgedrukt in jaren en is gelijk aan de gewogen gemiddelde looptijd van een obligatie of obligatieportefeuille. De duration is een indicator voor de rentegevoeligheid van een obligatie- of obligatieportefeuille. Als de rente stijgt, dan dalen de koersen van bestaande obligaties en dus ook de inventariswaarde van een obligatiecompartiment. Hoe langer de duration, hoe groter de negatieve impact van een rentestijging. Het omgekeerde geldt uiteraard ook. Als de rente daalt, dan stijgt de inventariswaarde van een obligatiecompartiment. De positieve impact is groter naarmate de duration langer is. De duration, volgens de methode van Macaulay, is het resultaat van een berekening die o.a. rekening houdt met de huidige waarde, de rente, de coupon en de eindvervaldag.
Financiƫle & achtergestelde obligaties
van Senior tot Tier One
- Senior obligaties: deze obligaties hebben prioriteit boven alle andere op het vlak van interestbetalingen en kunnen als eerste aanspraak maken op overblijvend activa bij een eventueel faillissement.
- Lower Tier Two: de couponbetaling kan niet worden uitgesteld en het niet-aflossen van een coupon wordt gezien als in gebreke blijven. Dit papier heeft een vaste eindvervaldatum.
- Upper Tier Two: deze obligaties hebben een eeuwigdurende looptijd. De rentebetalingen kunnen uitgesteld worden, maar de coupon is cumulatief. Dit betekent dat deze op een later tijdstip moet betaald worden. Er is een datum (call) voorzien waarop de emittent kan terugbetalen. Indien de terugbetaling niet gebeurt, wordt de coupon in het algemeen verhoogd (step-up).
- Tier One: preferent voor de aandeelhouders, maar achtergesteld over de hele lijn tegenover ander schuldpapier. Indien een coupon niet wordt betaald, dan is deze verloren (niet cumulatief). De leningen kunnen ook aangesproken worden voor het opnemen van verliezen, waardoor de hoofdsom (principal) verlaagd wordt. Tier Ones hebben een eeuwigdurende looptijd, maar er is een call datum voorzien.
Floating Rate Notes
Obligaties waarvan de coupon regelmatig, bijvoorbeeld om de drie 3 maanden, aangepast wordt aan de marktvoorwaarden.
Fonds
De term “fonds” kan betrekking hebben op Instellingen voor Collectieve Belegging opgericht onder de vorm van een vennootschap (bevek) of van een gemeenschappelijk beleggingsfonds evenals een compartiment van een bevek.
Gemiddelde looptijd
Gemiddelde resterende looptijd van alle onderliggende obligaties gewogen volgens het bedrag belegd in elke obligatie. Voor achtergestelde obligaties wordt bij de berekening van de looptijd en het rendement tot vervaldag steeds uitgegaan van de eerste call datum. Niettemin zijn er enkele uitzonderingen op deze regel. Als de huidige waardering van de obligatie doet vermoeden dat de kans op niet-uitoefening van de call significant is, gebruiken we voor deze obligatie de eindvervaldag in plaats van de eerste call datum.
High yield
Obligaties met ratings (zie verder voor meer uitleg) gaande van BB+ tot D bij Standard & Poor’s en Fitch et van BA1 tot C bij Moody’s zitten in de categorie “high yield” of ““speculative grade” en worden ook wel rommelobligaties genoemd. Het risico op wanbetaling met dergelijke obligaties is groter en derhalve bieden ze doorgaans een hogere coupon dan “investment grade” obligaties.
Informatie ratio
De informatie ratio is gelijk aan de gemiddelde jaarlijkse excess return van een fonds tegenover een referentie-index gedeeld door de tracking error. De informatie ratio geeft aan in welke mate een fonds beter heeft gepresteerd tegenover een index rekening houdend met het gelopen risico.
Investment grade
Schuldinstrumenten met ratings (zie verder) gaande van AAA tot BBB- bij Standard&Poor’s en Fitch van van Aaa tot Baa3 bij Moody’s worden beschouwd als investment grade ofwel beleggingskwaliteit.
Kapitalisatieaandelen
Kapitalisatie-aandelen keren geen dividend uit, maar herbeleggen hun inkomsten. Bij verkoop strijkt men de eventuele herbelegde inkomsten in één keer op in de vorm van een meerwaarde.
Maximum drawdown
De maximum drawdown is een indicator van het risico. De maximum drawdown stemt overeen met de return over de slechtst mogelijk beleggingsperiode. Of met andere woorden, het maximum verlies dat een belegger had kunnen oplopen indien hij het fonds gekocht had aan de hoogste waarde van de observatieperiode en verkocht had op de laagste waarde van de observatieperiode. De maximum drawdown wordt berekend op basis van de maandelijkse returns. Deze indicator is gebaseerd op observaties uit het verleden en biedt geen enkele indicatie voor de toekomst.
Modified duration
De modified duration wordt uitgedrukt in % en geeft aan met hoeveel % de koers van een obligatie of de nette inventariswaarde van obligatiecompartiment wijzigt als de rente met 1% verandert.
Morningstar Overall Rating
Morningstar kent aan beleggingsfondsen en compartimenten 1 tot 5 sterren toe gebaseerd op hun prestaties tegenover vergelijkbare beleggingsfondsen en compartimenten, na aanpassing voor risico en rekening houdend met alle relevante kosten. De rating wordt berekend over een periode van 3, 5 en 10 jaar. Daarnaast wordt de Morningstar Overall Rating berekend die overeenstemt met het gemiddelde van de ratings over 3 jaar, 5 jaar en 10 jaar. Het aantal sterren hangt af van de positie tegenover de andere beleggingsfondsen en compartimenten in dezelfde Morningstar beleggingscategorie: 5 sterren worden gegeven aan de compartimenten in de top 10% van het universum, 4 sterren voor de compartimenten in volgende 22,5%, 3 sterren voor de compartimenten in de volgende 35%, 2 sterren voor de volgende 22,5% en de compartimenten 1 ster voor de compartimenten in de laatste 10%. Compartimenten die nog niet 3 jaar bestaan, krijgen geen rating. Voor meer informatie verwijzen wij u naar http://www.morningstar.be/be/glossary/98989/morningstar-rating.aspx
Niet-cyclische consumptie
Goederen en –diensten waarvan het verbruik niet gevoelig is voor de economische conjunctuur, namelijk producten of diensten die men hoe dan ook nodig heeft, zoals voeding.
Percentage positieve maanden
Het aantal maanden uitgedrukt als een percentage ten opzichte van het totaal aantal maanden in de periode dat een fonds een hogere return realiseerde dan de risicovrije rente.
R-squared (R2 )
R-squared of R2 meet de kwaliteit van de correlatie tussen de returns van een fonds en de returns van een index en geeft o.a. een indicatie van de betrouwbaarheid van de berekening van de alpha en de beta. Een heel gediversifieerde portefeuille die perfect gecorreleerd is met de markt, zal een R-squared gelijk aan 100% hebben. Een R-squared gelijk aan 75% betekent dat 75% van de schommeling in de return van het fonds verklaard kan worden door de schommeling in de index. De R-squared is gelijk aan de tweede macht van de correlatie tussen een fonds en de index.
Rating van een obligatie-uitgever
Geeft de kredietwaardigheid van een obligatie-uitgever aan. Ratings worden toegekend door gespecialiseerde bureaus zoals o.m. Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch. Meer informatie over de ratings kunt u vinden op de volgende websites: www.standardandpoors.com ; www.moodys.com en www.fitchratings.com of bij de financiële dienst. Op de factsheet van de obligatiefondsen en de gemengde fondsen vindt u de spreiding volgens rating. Hiervoor wordt voor elk effect in portefeuille een gemiddelde rating bepaald op basis van de rating die de emittent heeft bij S&P, Fitch en/of Moody’s. De spreiding volgens rating wordt weergegeven volgens de schaal van S&P op de factsheets.
Rendement YTD
Rendement YTD is gelijk aan het rendement van het fonds sinds het begin van het lopende jaar.
Risicovrije rente
De risicovrije rente is gelijk aan de theoretische return op een belegging zonder risico. De risicovrije rente stemt dus overeen met de opbrengst die een belegger zou verwachten op een belegging zonder risico over een bepaalde periode. De risicovrije rente wordt gebruikt voor de berekening van ratio’s zoals Sharpe ratio, downside deviatie en percentage positieve maanden. Voor deze berekeningen gebruikt DPAM een monetaire index berekend door Citigroup gebaseerd op de Libor rente op 3 maanden in de munt van de inventariswaarde.
Sharpe ratio
De Sharpe Ratio geeft het rendement boven het risicovrije rendement per eenheid gelopen risico weer. In de berekening van de Sharpe ratio gebruiken we de volatiliteit als indicator voor het risico. Hoe hoger de ratio, hoe beter het is gelukt om bij een bepaald genomen risico een extra rendement te behalen.
Sortino ratio
De berekening van de Sortino lijkt sterk op de berekening van de Sharpe ratio, met dat verschil dat men niet de volatiliteit gebruikt als eenheid van risico, maar wel de downside deviatie.
Standaarddeviatie of standaardafwijking
Geeft aan in welke mate de periodieke rendementen afwijken van de gemiddelde return voor een bepaalde periode. De standaardafwijking is een indicator voor de volatiliteit en het risico van een compartiment.
Swing pricing
Mechanisme dat een fonds de mogelijkheid biedt om de transactiekosten die voortvloeien uit de inschrijvingen en terugbetalingen te laten vereffenen door de in- en uitstappende beleggers. Dankzij dit mechanisme hoeven bestaande aandeelhouders van het fonds deze kosten niet langer indirect op zich te nemen. Hoe werkt het ? Swing pricing treedt in werking als het bedrag van de netto in- of uitschrijvingen een bepaalde drempelwaarde bereikt. Deze drempel wordt uitgedrukt als een percentage van het totaal netto actief van het fonds. Bij overschrijding van deze drempelwaarde wordt de inventariswaarde gecorrigeerd: in geval van netto inschrijvingen wordt een bepaald percentage van de netto inventariswaarde, “de swing factor voor netto inschrijvingen” bijgeteld bij de inventariswaarde, bij netto terugbetalingen wordt een bepaald percentage van de netto inventariswaarde, “de swing factor voor netto terugbetalingen” afgetrokken van de inventariswaarde.
TER
TER, Total Expense Ratio ofwel Totale Kosten Percentage. De TER is een maatstaf voor de kosten die een beleggingsfonds in rekening brengt aan zijn aandeelhouders. De TER bestaat uit de jaarlijkse beheersvergoeding (eventueel vermeerderd met een prestatievergoeding), operationele kosten (o.a. voor administratie, marketing, bewaring van effecten, boekhouding en toezicht). De transactiekosten maken daarentegen geen onderdeel uit van de TER. De TER wordt op het einde van elk boekjaar berekend.
TIS
TIS is de afkorting van Taxable Income per Share. Deel van de inventariswaarde van een ICB dat overeenstemt met de belastbare inkomsten in het kader van de Belgische roerende voorheffing te betalen op inkomsten uit vastrentende beleggingen.
Tracking volatiliteit of tracking error
Geannualiseerde standaardafwijking van de maandelijkse verschillen in rendement van een fonds tegenover een index.
Treynor ratio
De Treynor Ratio stemt overeen met de gemiddelde jaarlijkse extra return van een fonds tegenover de risicovrije rente gedeeld door de beta van het fonds in kwestie. Net zoals de Sharpe Ratio geeft de Treynor Ratio het rendement boven het risicovrije rendement per eenheid gelopen risico, waarbij de beta gebruikt wordt als maatstaf voor het risico.
Volatility
Het begrip volatiliteit duidt de beweeglijkheid van de koers van een effect aan. Een hoge volatiliteit betekent dat de koers van een beleggingsinstrument sterk stijgt en daalt binnen een relatief korte periode. Volatiliteit is mede een indicator voor het risico dat een belegger loopt met een bepaald beleggingsinstrument. Op de website en de fondsenfiches wordt de volatiliteit weergegeven aan de hand van de standaardafwijking, meer bepaald de geannualiseerde standaardafwijking van de maandelijkse returns over de laatste 5 jaar of sinds de lancering van het compartiment.